Ultrasone sensoren werken volgens het principe van het meten van de looptijd van hoogfrequente geluidspulsen. De cyclisch uitgezonden pulsen worden gereflecteerd door het te detecteren object en keren als echo terug naar de sensor (zie ook onderstaande figuur). De geïntegreerde elektronica gebruikt dit om de afstand tot het object te meten. Dit meetprincipe maakt de detectie mogelijk van een grote verscheidenheid aan objecten, grotendeels onafhankelijk van kleur en oppervlak, zelfs in ongunstige omgevingsomstandigheden zoals vuil. Zelfs kristalheldere objecten of transparante films kunnen betrouwbaar worden herkend.
Een ander voordeel is dat de geluidsbundel vrijwel zonder verlies via schuine reflectievlakken kan worden omgeleid. Dit kan bijzonder voordelig zijn in krappe installatieomstandigheden. De ultrasoonsensoren van Dietz bestrijken een werkbereik van 0,02 tot 8 m en dankzij het hoge geluidsvermogen kunnen zeer kleine en bewegende delen betrouwbaar worden gedetecteerd.
Bij de detectiegebieden moet er rekening mee worden gehouden dat de geluidsdemping vooral afhankelijk is van de luchttemperatuur, luchtvochtigheid en luchtdruk. Dit betekent dat de nominale bereiken kunnen worden overschreden of overschreden. Simpel gezegd: hoe hoger de gemeten waarden van de lucht (bijvoorbeeld temperatuur), hoe groter de demping en omgekeerd.
Naast het basisonderscheid tussen schakelende en analoge (meet)ultrasoonsensoren zijn er verschillende features (bijv. Teach-in, synchronisatie-ingangen, pulsuitbreidingen) beschikbaar. Sommige series kunnen vrijwel vrij volgens de wensen van de klant worden geconfigureerd. Het ultrasone principe vormt een aanvulling op andere werkingsprincipes zoals die van optische sensoren.